Afdelingen & Specialismen
Een MRI-scanner is een grote magneet waar u in wordt geschoven (afbeelding 1). U ligt als het ware in een tunnel, die aan beide kanten open is. De afdeling radiologie heeft twee MRI-apparaten. De diameter van de tunnel verschilt van 60 tot 70 cm. Het af te beelden lichaamsdeel komt in het midden van de tunnel te liggen. Voor onderzoeken van hoofd, nek en schouder komt u met het hoofd in het midden van de tunnel te liggen (afbeelding 2a). Bij onderzoeken van voeten, enkels en knieën blijft u met het hoofd buiten de tunnel (afbeelding 2b). Voor onderzoeken van de bloedvaten in buik en benen wordt u een aantal keren door de tunnel heen en weer geschoven. Bij een MRI van de borsten komt u op de buik te liggen en gaat u met de voeten eerst naar binnen.
Afbeelding 1
Hoofd eerst of voeten eerst?: Afbeelding 2a (links) en 2b (rechts)
Om het te onderzoeken lichaamsdeel goed in beeld te brengen is het in veel gevallen noodzakelijk om een extra antenne hier omheen aan te brengen. Deze registreert het signaal, waarmee de MRI- beelden tot stand komen. Deze antennes zijn er in diverse vormen en maten. Meestal gaat het om een flexibel matje. In andere gevallen een harde kap die aldanniet in de onderzoekstafel is verwerkt. Bij de MRI-onderzoeken van het hoofd wordt de antenne om het hoofd bevestigd. Via een opening en een spiegeltje blijft het desgewenst mogelijk naar de uitgang van het MRI-apparaat te kijken (afbeelding 3).
Afbeelding 3
Radiologie Leiden
Telefoon: |
071 582 8071 |
---|---|
Routenummer: |
36 |
Radiologie Leiderdorp
Telefoon: |
071 582 8071 |
---|---|
Routenummer: |
173 |
Radiologie Alphen aan den Rijn
Telefoon: |
0172 467 071 |
---|---|
Routenummer: |
60 |
Tijdens het MRI-onderzoek wordt energie, in de vorm van radiopulsen, het lichaam in gestuurd. Hierdoor kunt u een warm gevoel ervaren, vooral rondom het te onderzoeken gebied. Het is belangrijk dat u tijdens de scan stil ligt en ontspant. Beweging verstoort namelijk het resultaat van de scan. Tijdens de MRI-scan hoort u harde geluiden. Dit is normaal en hoort bij het onderzoek. Om uw oren te beschermen krijgt u oordopjes of een koptelefoon en desgewenst kunt u naar de radio luisteren. Voor het zichtbaar maken van sommige organen is het gebruik van contrastvloeistof nodig. Dit is veilig. Het middel wordt toegediend via een infuus (prik in de elleboogsplooi). U merkt niets van de ingespoten vloeistof. De medewerker bevindt zich tijdens het MRI-onderzoek buiten de onderzoekskamer (afbeelding 4). Met behulp van camera's en een microfoon wordt contact met u gehouden. Tijdens de scan kunt u verder contact leggen met een medewerker via een speciale knop.
Medewerker blijft in de buurt (afbeelding 4)
De duur van het onderzoek hangt af van de hoeveelheid informatie (scans) die nodig is voor een goede diagnose van uw onderzoek. Deze varieert van een kwartier tot een uur.
Magnetische, metalen en elektrische voorwerpen verstoren de MRI. Voor uw veiligheid en een optimale beeldvorming wordt u voorafgaand aan het MRI-onderzoek via een vragenlijst gecontroleerd op aanwezigheid van metaal. Heeft u inwendige magnetische of elektrische hulpmiddelen (bijvoorbeeld een pacemaker of een insulinepompje), dan kunt u geen MRI-scan ondergaan. Dit geldt ook voor sommige kunsthartkleppen, vaatclips, inwendige gehoorprothesen en eventueel aanwezige metaalsplinters in het oog. Indien er een reëele kans bestaat voor metaalsplinters, zal voor aanvang van het onderzoek een röntgenfoto worden gemaakt om uit te sluiten dat er (nog) splinters aanwezig zijn. Heeft u een prothese, metalen pennen of schroeven in uw lichaam, dan kan een MRI-onderzoek wél plaats vinden, mits het hulpmiddel langer dan acht weken geleden is geplaatst. Make-up bevat metalen bestanddelen. Bij onderzoeken van het hoofd wordt u daarom verzocht geen make-up te gebruiken.
In de MRI ruimte is het vrij koel. Mogelijk krijgt u het koud tijdens het onderzoek, wanneer dit wat langer duurt. Indien gewenst kunt u een deken krijgen, of hiermee rekening houden qua kleding. In vrijwel alle gevallen is tijdens het onderzoek één laag (onder)kleding toegestaan. Er mogen geen metalen sluitingen, of andere kleine metalen voorwerpen in de kleding zijn verwerkt. Alle sieraden dient u voor het MRI-onderzoek te verwijderen of kunt u beter thuis laten. Voor aanvang van het MRI-onderzoek wordt u gevraagd eventuele (losse) gebitsprothesen, frames e.d. te verwijderen, aangezien deze goede beeldvorming belemmeren.
Nee. Schadelijke effecten van een MRI zijn niet bekend. Er wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstraling. Om geen onnodig risico te nemen wordt een MRI-onderzoek tijdens de eerste drie maanden van een zwangerschap zoveel mogelijk beperkt.
Om veiligheids- en privacyredenen worden geen begeleiders toegelaten tijdens het MRI-onderzoek, tenzij dit noodzakelijk is. Als een begeleider de onderzoeksruimte toch moet betreden, moet een formulier worden ondertekend na een veiligheidscontrole.
Bij MRI wordt gebruik gemaakt van een zeer sterke magneet. Het apparaat is gemaakt in de vorm van een tunnel. In deze tunnel heerst een magnetisch veld met een sterkte van 1 of 1,5 Tesla.
Het menselijk lichaam bestaat voor het grootste deel uit water. Wanneer u in het apparaat ligt, richten de waterstofprotonen in het lichaam zich in de richting van het sterk magnetische veld. Dit noemen we de 'rusttoestand'. Door een radiopuls in de MRI te sturen, kunnen de waterstofprotonen heel even uit hun rusttoestand worden gebracht (resonantie). Deze radiopulsen zijn te vergelijken met het signaal dat een zender naar uw radio stuurt. Na de korte verstoring vallen de waterstofprotonen weer langzaam terug naar de rusttoestand en dus in de richting van het magnetisch veld. De radiopuls draagt een klein beetje energie over aan de protonen. Deze energie wordt vervolgens weer als signaal uitgezonden door de waterstofprotonen, bij het terugvallen in de rusttoestand. Het signaal wordt gemeten door antennes, die zijn verwerkt in het MRI-apparaat of om het te onderzoeken lichaamsdeel worden aangebracht. Het signaal wordt tenslotte door een computer omgezet in beelden. Het ene weefsel bevat veel waterstofprotonen, het andere minder. De tijd die nodig is om na de radiopuls terug te vallen in de rusttoestand is afhankelijk van de hoeveelheid waterstofprotonen in het weefsel. Hierdoor kan men op de beelden de verschillende weefsels van elkaar onderscheiden. Door het gebruik van verschillende technieken kunnen verschillende weefsels beter of juist minder goed zichtbaar worden. De doorsnede-opnamen kunnen in iedere willekeurige richting worden vervaardigd (afbeelding 5). Tijdens een MRI-onderzoek worden daarom diverse beeldseries (scans) gemaakt.