Afdelingen & Specialismen

De uroloog heeft met u gesproken over een gedeeltelijke verwijdering van uw prostaat, de gevolgen, de mogelijkheden, de operatie, de risico’s en de bijwerkingen. Op grond van deze informatie heeft u besloten de TURP (transurethrale resectie van de prostaat) te laten uitvoeren. In deze folder vindt u informatie over deze operatie. Om de TURP goed te laten verlopen, is uw medewerking nodig. Volg daarom de raadgevingen van de uroloog op en lees deze informatie goed door. Het is goed u te realiseren dat bij het vaststellen van een aandoening en de behandeling hiervan, de situatie voor iedereen anders kan zijn. De uroloog zal dit altijd met u bespreken.


Locatie

Deze operatie vindt alleen plaats in Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp.



De prostaat

De prostaat is een klier die alleen bij mannen voorkomt. De prostaat maakt het zaadvocht aan en is normaal gesproken zo groot als een walnoot.


De prostaat bevindt zich aan het begin van de plasbuis (urethra), net onder de blaas. De prostaat bestaat uit drie kwabben, die om de plasbuis heen liggen en omgeven worden door een kapsel. Onder de prostaat ligt de sluitspier van de plasbuis. Deze zorgt ervoor dat u uw urine kunt ophouden.


Door de prostaat heen lopen twee zaadleiders. Bij een zaadlozing stroomt hierdoor het vocht met zaadcellen (sperma) naar de penis toe.


Tussen de prostaat en de blaas in bevindt zich een kleine sluitspier die ervoor zorgt dat bij een zaadlozing het sperma niet in de blaas terechtkomt, maar naar de penis wordt afgevoerd. Dit spiertje zorgt er ook voor dat u vlak voor, tijdens en na een zaadlozing niet of moeilijk kunt plassen.



Prostaatvergroting

Prostaatvergroting staat ook wel bekend onder de naam BPH (benigne prostaat hyperplasie). Bij deze aandoening is sprake van een goedaardige vergroting van de prostaat. Vanaf het 40e levensjaar groeit de prostaat bij praktisch alle mannen. Dit is normaal. Niet alle mannen zullen hinder ondervinden van een vergrote prostaat. Omdat de prostaat om de plasbuis heen ligt, is de kans aanwezig dat de prostaat de plasbuis dicht duwt als hij, alsmaar blijft groeien. Hierdoor wordt de doorgang voor de urine kleiner en neemt de kracht van de urinestraal af.



De volgende symptomen kunnen voorkomen:


  • het duurt even voordat de eerste plas komt;
  • kort achter elkaar weer moeten plassen en een kleine hoeveelheid urine per keer;
  • zwakkere straal;
  • nadruppelen;
  • de blaas niet volledig leeg kunnen plassen;
  • moeilijk de plas kunnen ophouden;
  • ’s nachts enkele keren uit bed moeten om te plassen.

Doordat de plasbuis minder goed doorgankelijk wordt, kan de blaas soms niet meer goed geleegd worden. Dit kan leiden tot blaasontsteking, prostaatontsteking of tot de vorming van blaasstenen. Als de prostaat verder groeit, kan het op een gegeven moment helemaal niet meer mogelijk zijn om te plassen.

Onderzoeken naar vergrote prostaat

De uroloog kan met verschillende onderzoeken vaststellen of er sprake is van prostaatvergroting en of de plasklachten door prostaatvergroting worden veroorzaakt.
  • Rectaal toucher. Hierbij onderzoekt de uroloog de prostaat door met een vinger via de endeldarm de prostaat te betasten.
  • Flowmetrie (straalmeting) en residumeting (resthoeveelheid urine).
  • Blaasonderzoek (cystoscopie). Dit is een inwendig onderzoek van de plasbuis en de blaas.
  • Echografie. Met een echografisch onderzoek kan de uroloog de prostaat met behulp van ultrageluidsgolven bekijken en opmeten.
Vaak worden plasklachten als gevolg van prostaatvergroting eerst met medicijnen behandeld. Als dat onvoldoende helpt of als er te veel bijwerkingen van de medicijnen zijn, kan een transurethrale resectie van de prostaat (TURP) worden voorgesteld.

TURP

Een transurethrale resectie van de prostaat betekent dat de uroloog de operatie uitvoert via de plasbuis (urethra). Resectie wil zeggen dat de uroloog iets wegsnijdt, in dit geval (een deel van) uw prostaat.
De uroloog gebruikt hiervoor een metalen lisje waardoor elektrische stroom loopt.
Tijdens de operatie wordt de prostaat als het ware weg geschraapt. Dit is te vergelijken met het uithollen van een appel vanuit het klokhuis, waarbij uiteindelijk alleen de schil overblijft. Het deel van de prostaat dat is verwijderd wordt onderzocht op afwijkende cellen. Het kan zijn dat de controleafspraak door deze uitkomst wordt vervroegd.
De wand van de prostaat blijft dus achter.

Voorbereiding op de opname

U wordt aangemeld bij het opnamebureau. Dit bureau regelt alles rondom de opname. Er volgt een afspraak voor het preoperatief spreekuur (POS) en het verpleegkundig spreekuur.

Afspraak POS

De afspraak op het preoperatief spreekuur heeft als doel alle gegevens over de gang van zaken rondom de operatie en verdovingsvorm te verzamelen en met u te bespreken. Om u goed voor te bereiden op deze afspraak ontvangt u een vragenlijst. U wordt verzocht deze vooraf in te vullen en mee te nemen naar de afspraak.

Verpleegkundig spreekuur

U wordt opgeroepen voor het verpleegkundig spreekuur. Dit heeft als doel u op verpleegkundig gebied te informeren over de opname naar aanleiding van de vragenlijst die u van tevoren thuis al heeft ingevuld.

Bloedverdunners

Wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u deze voor de operatie stoppen. De anesthesioloog zal samen met de voorschrijvende arts het moment bepalen dat u moet stoppen.

Operatiedatum

U ontvangt per post de operatiedatum. Eén werkdag van tevoren belt u het telefoonnummer uit de begeleidende brief en krijgt u te horen op welk tijdstip u in het ziekenhuis wordt verwacht en op welke afdeling.

U moet rekenen op een verblijfsduur van ongeveer 1 tot 2 dagen, afhankelijk van het verloop van de ingreep en het herstel.

Wat neemt u mee als u wordt opgenomen

  • uw geldig legitimatiebewijs (identiteitskaart, paspoort of rijbewijs);
  • de medicijnen die u gebruikt, ook homeopathische, in de originele verpakking en uw actuele medicatieoverzicht (dit kunt u opvragen bij uw apotheek);
  • dieetvoorschriften of voedingsvoorschriften (meld het ook als u in verband met uw geloof of levensovertuiging bepaalde voedingsmiddelen niet mag gebruiken);
  • nachtkleding;
  • ondergoed;
  • kamerjas of badjas en pantoffels;
  • toiletartikelen;
  • dagelijkse kleding (als u voor langere tijd wordt opgenomen);
  • als u lenzen draagt kunt u een bril meenemen voor het geval u uw lenzen tijdelijk niet kunt dragen.
Verder kan het prettig zijn om bij u te hebben:
  • boeken, tijdschriften;
  • mobiele telefoon en oplader;
  • puzzelboekjes, spelcomputer, mp3-speler of ander tijdverdrijf;
  • zo nodig een leesbril.


De operatie

De operatie vindt meestal plaats onder regionale verdoving (ruggenprik). U bent dan wel bij bewustzijn, maar u voelt geen pijn. Een algehele verdoving waarbij u slaapt is ook mogelijk. De anesthesioloog bespreekt met u de uiteindelijke keuze voor een verdovingstechniek.

In de operatiekamer ligt u op uw rug. Nadat u bent verdoofd, worden uw benen in de beensteunen geplaatst. Daarna schuift de uroloog een holle buis in de plasbuis tot aan de prostaat. Via deze buis kan de uroloog verschillende instrumenten inbrengen om de plasbuis en de prostaat te bekijken.

Schematische weergave van de TURP operatie


De uroloog verwijdert een groot deel van de prostaat met een metalen lisje waarop stroom staat. Hiermee snijdt hij de inhoud van uw prostaat laag voor laag af. Het kapsel van de prostaat wordt niet verwijderd. Het metalen lisje kan kleine bloedingen meteen dichtschroeien. Na verwijdering van de prostaat laat de uroloog een blaaskatheter achter in de blaas (een slangetje dat via de plasbuis in de blaas wordt gebracht). Dit is om de inwendige wond te laten genezen.
Uw urine is na de operatie meestal bloederig. Via de blaaskatheter kan uw blaas met een vloeistof worden gespoeld, zodat bloed- en weefselresten uit uw blaas worden verwijderd.

Duur van de operatie

De ingreep duurt meestal 60 minuten.

Na de operatie

Na de operatie licht de uroloog uw contactpersoon in over het verloop van de operatie.
Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. Als uw conditie het toelaat, gaat u terug naar de afdeling.

Na de operatie heeft u:
  • een infuus in de arm, voor het toedienen van vocht;
  • een blaaskatheter;
  • soms een SP-katheter, de uroloog zal dit voor de operatie met u bespreken (SupraPubisch katheter, dit is een slangetje dat via de buik in de blaas wordt ingebracht).
  • een spoelsysteem naast uw bed. Hieraan zit een grote zak met zoutoplossing om uw blaas te spoelen.

Risico’s en complicaties

  • urineweginfectie;
  • niet (beter) kunnen plassen;
    Het effect van de TURP zal pas goed beoordeeld kunnen worden 6-8 weken na de operatie.
  • kans op (tijdelijke) incontinentie (= ongewild urineverlies);
  • hevig bloedverlies tijdens of kort na de operatie. Hiervoor krijgt u zo nodig een bloedtransfusie.

Na een TURP

Katheter

De blaaskatheter wordt 1 of 2 dagen na de operatie verwijderd. Hierover beslist de uroloog. Dan gaat u weer zelf proberen te plassen. Na elke spontane urinelozing wordt de hoeveelheid achtergebleven urine gemeten met behulp van een echo van de blaas (bladderscan). We noemen dat ook wel een residumeting.

SP-katheter

Bij een suprapubisch (SP) katheter zijn er twee mogelijkheden:
  • De SP-katheter wordt na de operatie direct verwijderd. De SP-katheter wordt dan eerst met een dopje afgesloten. U gaat dan via de normale weg plassen. Na elke spontane urinelozing wordt de hoeveelheid achtergebleven urine gemeten met behulp van een bladderscan (residumeting). Als het residu kleiner is dan 150 ml, wordt de SP-katheter verwijderd.
  • U gaat met de SP-katheter naar huis.
    Dan ontvangt u de benodigde middelen voor verzorging van de polikliniek Urologie. Daarbij krijgt u ook een instructie voor verzorging.

Blaaskrampen

Naast de eerder genoemde bloederige urine kunt u na de operatie last hebben van blaaskrampen. Dit kan voelen als een schrijnend/branderig gevoel in uw blaas/plasbuis/top van de eikel. Ook kunt u veelvuldig aandrang voelen om te moeten plassen. Deze klachten van blaaskrampen worden veroorzaakt door de katheter en verdwijnen als deze wordt verwijderd.

(Tijdelijk) urineverlies

Nadat de blaaskatheter is verwijderd, kan het zijn dat u moeite heeft met het ophouden van uw plas, of dat u geen controle heeft over het plassen. Dit komt omdat de sluitspier weer moet wennen aan de nieuwe situatie. Voor dit urineverlies krijgt u tijdens de opname incontinentiemateriaal. Incontinentiemateriaal voor thuis kan ook geregeld worden tijdens de opname op de afdeling of via de polikliniek.

Zaadlozing via de blaas

De kleine sluitspier (die zich bevindt tussen de prostaat en de blaas in) gaat bij een TURP-operatie verloren. Hierdoor zal bij een zaadlozing het sperma in de blaas terechtkomen en vervolgens worden uitgeplast (‘droog klaarkomen’).

Urinestraal

De eerste weken komt de urinestraal mogelijk langzaam op gang en is de straal nog niet zo krachtig als voor de operatie. Na verloop van een aantal weken wordt dit vanzelf beter.

Medicatie

Bent u voor de operatie gestart met een medicijn wat de prostaat/blaas beinvloed, dan kan u hier na de operatie mee stoppen.
Onder deze medicatie wordt verstaan: Tamsulosine/Alfuzosine/ Silodosine/ Finasteride/ Dutasteride/ Combodart/ Mirabegron/ Solifenacine/ Tolterodine/ Oxybutinine.

Ontslag

U krijgt een afspraak mee voor een poliklinische controle, 5 tot 6 weken na de opname. Tijdens deze controle wordt gekeken hoe het u de afgelopen periode thuis is vergaan.

Adviezen voor thuis

Voldoende drinken

Tijdens de herstelperiode kunt u het beste veel drinken, probeer tenminste anderhalve liter per 24 uur te drinken. Dit komt neer op elk uur een glas drinken. Na het avondeten kunt u beter minder drinken, omdat u anders ’s nachts veel moet plassen.

Bloedverlies

Gedurende 8 tot 12 weken na de operatie kan er wat bloedverlies zijn bij het plassen. Dit is normaal. Dit hangt ook af van de activiteiten die u onderneemt. Wij raden u in dat geval aan extra veel te drinken.

Koorts

Na een operatie is het normaal dat u wat verhoging heeft. We spreken dan over een temperatuur tot 38,5 ºC.

Gebruik van alcohol

U mag maximaal twee alcoholische consumpties per dag drinken. Dit geldt in ieder geval tot aan uw controleafspraak. De uroloog zal met u bespreken of het aan te raden is de alcoholische consumpties daarna nog steeds te beperken.

Obstipatie

Het is verstandig de eerste weken geen ‘stoppende’ voedingsmiddelen te eten. Dit kan obstipatie veroorzaken. Wanneer u als gevolg hiervan zou moeten persen, kunnen bloedingen ontstaan. Voorbeelden van ‘stoppende’ voedingsmiddelen zijn witbrood, witte rijst, beschuit en banaan.
Wij raden u aan voedingsmiddelen te eten die de stoelgang bevorderen, zoals bruin- en volkorenbrood, fruit en rauwe groenten. Ook voldoende drinken helpt (anderhalve liter per 24 uur).

Inspanning/lichamelijk werk/sport

Wij adviseren de eerste week na uw operatie niet te veel lichamelijk werk te verrichten en niet te sporten. Hieronder valt ook zwaar huishoudelijk werk (zoals stofzuigen, ramen zemen). U mag zes weken na de operatie weer fietsen.
De eerste weken na de operatie zult u merken dat u eerder moe bent dan voor de operatie. Dit is normaal, forceer daarom niets. Na een aantal weken wordt de vermoeidheid vanzelf minder. Wij raden u aan tot de controleafspraak geen zware voorwerpen (meer dan 10 kilogram) te tillen. In overleg met de uroloog kunt u weer gaan werken.

Autorijden

Autorijden wordt de eerste weken na de operatie niet aangeraden in verband met plotselinge aandrang tot urineren, wat een gevaar kan opleveren in het verkeer.

Geslachtsgemeenschap

Het is beter dat u tot de eerste controle geen geslachtsgemeenschap heeft.

Contact opnemen met het ziekenhuis

In de volgende situaties neemt u contact op met het ziekenhuis als u:
  • puur, vers, helder bloed plast, of als de bloedstolsels het urineren belemmeren;
  • niet meer kunt plassen;
  • koorts heeft, boven de 38,5 ºC.
Op werkdagen kunt u tussen 08.00 - 17.00 uur bellen met de polikliniek Urologie:
  • Leiderdorp (071 582 8060)
  • Leiden (071 517 8244)
In de avond en tijdens het weekend kunt u contact opnemen met verpleegafdeling B2 – Urologie:
071 582 9019.

Tot slot

Denkt u eraan bij ieder bezoek aan het ziekenhuis een geldig legitimatiebewijs (paspoort, identiteitsbewijs, rijbewijs) en uw zorgverzekeringpas mee te nemen. Als uw gegevens (verzekering, huisarts, etc.) zijn gewijzigd, kunt u dit laten aanpassen bij de Patiëntenregistratie in de centrale hal van het ziekenhuis. Wij stellen het op prijs als u zich tijdig meldt voor de afspraak.

Vragen

Heeft u nog vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van deze folder, stelt u deze dan aan de baliemedewerker van de polikliniek Urologie.

De polikliniek Urologie Alrijne Ziekenhuis Leiden is op werkdagen tussen 08.30 en 12.30 uur en tussen 13.30 en 16.30 uur telefonisch te bereiken via nummer 071 517 8244.

De polikliniek Urologie in Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp is op werkdagen tussen 08.30 en 12.30 uur en tussen 13.30 en 16.30 uur telefonisch te bereiken via nummer 071 582 8060.

De polikliniek Urologie in Alrijne Ziekenhuis Alphen aan den Rijn is op dagen dat wij spreekuur hebben tussen 08.30 en 12.30 uur en tussen 13.30 en 16.30 uur telefonisch te bereiken via 0172 467 060.

Buiten deze uren en dagen wordt u automatisch doorverbonden met de locatie Leiderdorp of met het antwoordapparaat, waarop wordt verteld hoe u de uroloog bij spoedgevallen kunt bereiken.

De verpleegafdeling Urologie van Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp is te bereiken via 071 582 9019.