Patiënten met carpaal tunnel syndroom hebben vaak last van tintelingen en/of een doof gevoel in het verzorgingsgebied van de beknelde zenuw (de palmzijde van de duim, wijsvinger, middelvinger en een deel van de ringvinger). Vaak beginnen de klachten 's nachts en wordt men hier wakker van. Door even met de hand te schudden, worden de klachten vaak minder. Ook kan men last krijgen van de hand bij bewegingen die men vaak doet en knijpen; bijvoorbeeld bij tuinieren, fietsen of computerwerk. Andere klachten zijn krachtverlies en dingen uit de handen laten vallen. Als de zenuw langer bekneld zit, kan het gevoel in de vingers verdwijnen en de kracht van de spieren in de duimmuis verminderen. 

Oorzaak

Het carpaal tunnel syndroom wordt veroorzaakt door zwelling van de pezenscheden/pezen die door de tunnel lopen. De zenuw heeft hierdoor minder ruimte en is heel gevoelig voor druk. Dit kan veroorzaakt worden door hormonen (zwangerschap of overgang) of een langzaam werkende schildklier. Ook kunnen de klachten veroorzaakt worden na overbelasting van de handen of na vernauwing van de tunnel als gevolg van een breuk. Bij patiënten met suikerziekte komt het carpaal tunnel syndroom vaker voor. 

Onderzoek

Om de diagnose carpaal tunnel syndroom te stellen wordt er lichamelijk onderzoek gedaan. Bij twijfel kan er een EMG (elektromygrafisch) onderzoek plaatsvinden. Bij dit onderzoek wordt er gekeken of er vertraging is van de geleiding van de mediane zenuw in de carpaal tunnel, of dat de zenuw op een andere plaats beklemd is. Ook kan er een echo van de zenuw worden gedaan. Hierbij wordt gekeken of de zenuw verdikt is. 

Behandeling

Soms verdwijnen de klachten vanzelf (bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap) of zijn ze nog niet heel ernstig. Dan kan een nachtspalk worden geadviseerd. Die houdt de pols 's nachts in een neutrale stand, zodat de zenuw niet wordt bekneld of oprekt. Ook kan door een ontstekingsremmende injectie in de carpaal tunnel de klachten verminderen. 

Operatie

De medianus zenuw loopt samen met buigpezen van de vingers door een kanaal ('de carpale tunnel') dat wordt gevormd door de handwortelbotjes en dat is afgedekt door een peesblad. De operatie heeft tot doel om de beknelling van de zenuw op te heffen. Dit gebeurt door het ligamentum carpi transversum, dat strak over de zenuw heen ligt, door te nemen. Hierdoor wordt de tunnel ruimer en is de beknelling van de zenuw opgeheven. 

De operatie wordt onder plaatselijke verdoving uitgevoerd. Tijdens de operatie maakt de plastisch chirurg een kleine snede in de hand en snijdt de band door die het 'dak' van de carpale tunnel vormt. Zo krijgt de beknelde zenuw weer ruimte. De wond wordt gesloten met hechtingen en er wordt een drukverband aangelegd. 

Nabehandeling

Na de ingreep mag u direct starten met oefeningen, zodat de pezen weer goed gaan glijden en de vingers niet stijf worden. Het is belangrijk dat u de eerste 4-6 weken na de operatie de hand niet te zwaar belast. Vermijd kracht zetten, zwaar tillen en het maken van wringende bewegingen. De hechtingen worden 10-14 dagen na de operatie door de assistente verwijderd.

Als bewegen na de operatie nog niet goed lukt of het litteken overgevoelig blijft, kan een verwijzing naar de handtherapeut nodig zijn. Deze begeleidt u tijdens het herstel en helpt u om de hand weer zo goed mogelijk te gebruiken.