U bent door uw behandelend arts naar de afdeling radiologie/nucleaire geneeskunde verwezen om een onderzoek te ondergaan waarbij (mogelijk) contrastmiddel wordt toegediend. Het gaat om een jodiumhoudend contrastmiddel dat bij radiologische of nucleaire onderzoeken/behandelingen in uw bloedvaten wordt gespoten.


Dit gebeurt meestal via een ader in de arm, maar soms ook via een bloedvat in de lies, elleboog of pols.Voorbeelden van onderzoeken en behandelingen met (mogelijk) gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen zijn: CT onderzoek; PET-CT; angiografie (bloedvatonderzoek van slagaders en/of kransslagaders van het hart); dotter- en/of stentbehandeling (behandeling van vernauwingen in bloedvaten).

Algemene veiligheid

Bij de moderne contrastmiddelen komen zelden bijwerkingen voor. Voor uw veiligheid nemen we wel de volgende voorzorgsmaatregelen:
  • Nieren
    Bij sommige patiënten dient er rekening te worden gehouden met een kans op beschadiging van de nieren. Daarom wordt in Alrijne Ziekenhuis bij alle patiënten die een onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddel ondergaan, vóór het onderzoek bloed geprikt om de nierfunctie te bepalen. Hiervoor wordt bloed afgenomen uit een bloedvat in uw elleboog. Is uw nierfunctie al bekend in Alrijne Ziekenhuis en niet langer dan twee maanden geleden onderzocht, en is er in de tussentijd niets veranderd in uw gezondheid, dan is een nieuw bloedonderzoek niet nodig. Zie voor meer informatie het hoofdstuk 'Effect nieren’.
  • Medicijnen
    Er kunnen problemen ontstaan bij het gelijktijdig gebruik van jodiumhoudend contrastmiddel en bepaalde medicijnen. Het kan daarom noodzakelijk zijn dat u voor het onderzoek stopt met het innemen van bepaalde medicijnen; zie hoofdstuk 'Medicijnen’.
  • Extra drinken
    We raden u aan de dag vóór en de dag ná het onderzoek voldoende te drinken.
  • Overige maatregelen
    Is in de periode, voorafgaand aan het onderzoek, een van de volgende situaties bij u van toepassing?
  • ernstige diarree of braken;
  • hoge koorts;
  • u bent begonnen met nieuwe medicijnen die effect hebben op werking van de nieren;
  • het ontstaan van problemen aan hart- of bloedvaten.
    Neemt u dan, ook als u twijfelt, contact op met de arts die u heeft verwezen voor het onderzoek met jodiumhoudende contrastmiddelen.

Effect op nieren

Jodiumhoudende contrastmiddelen kunnen een tijdelijk of blijvende verslechtering van de nieren veroorzaken. Deze bijwerking wordt contrastnefropathie genoemd.

Problemen kunnen zich voordoen bij:
  • nieren die al slecht werken;
  • suikerziekte (diabetes mellitus);
  • combinatie van suikerziekte met slecht werkende nieren;
  • hart- en vaatziekten;
  • uitdroging, diarree of koorts;
  • te lage bloeddruk;
  • ziekte van Kahler;
  • ziekte van Waldenström;
  • leeftijd boven 75 jaar;
  • gebruik van plastabletten;
  • gebruik van zogenaamde NSAID’s. Deze middelen worden gebruikt tegen pijn en om ontstekingen te remmen. Veel gebruikt zijn Diclofenac, Ibuprofen en Naproxen. Wilt u weten of de geneesmiddelen die u gebruikt tot de groep NSAID behoren, vraag het dan aan de apotheker of uw arts.

Als uw nieren niet goed werken

Als uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat de werking van uw nieren onvoldoende is, dan moet worden bekeken hoe groot het risico van het toedienen van jodiumhoudend contrastmiddel is.

Nierfunctie licht verstoord

Als de werking van de nieren in lichte mate verstoord is, zult u waarschijnlijk alleen het advies krijgen om de dag voor het onderzoek én de dag na het onderzoek voldoende te drinken en bepaalde medicijnen tijdelijk te stoppen.

Nierfunctie ernstig verstoord

Als de werking van de nieren ernstig verstoord is, krijgt u via een infuus in ieder geval vóór en soms ook ná het toedienen van het contrastmiddel extra vocht. Hiervoor wordt u opgenomen in het ziekenhuis. Dit kan een dagopname zijn, u kunt dan dezelfde dag weer naar huis.
Soms is een klinische opname nodig. U verblijft dan twee nachten in het ziekenhuis.
Het is belangrijk dat de nierfunctie 48 tot 72 uur na het onderzoek met contrastmiddel, nogmaals gecontroleerd wordt.

Medicijnen

Stoppen met medicijnen vóór het contrastonderzoek

  1. Medicatie die bij iedereen gestaakt moet worden vanaf 24 uur vóór onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddelen:
    • NSAID. Dit zijn middelen die worden voorgeschreven als pijnstiller of ontstekingsremmer, zoals Brufen, Voltaren, Ibuprofen, Naproxen, Diclofenac;
    • Bepaalde antibiotica (aminoglycosiden) (o.a. gentamycine en tobramycine).
  2. Als u suikerziekte heeft en Metformine gebruikt dan dient u, afhankelijk van de nierfunctie, vanaf de dag van het onderzoek tijdelijk met het gebruik van dit medicijn te stoppen. Uw behandelend arts zal dit met u overleggen. De medicatie kan hervat worden, wanneer na twee à drie dagen de nierfunctie opnieuw is bepaald. Uw behandelend arts bepaalt aan de hand van dit bloedonderzoek of u uw medicijnen weer kunt gaan slikken.
  3. In de dagen dat u de medicijnen tegen suikerziekte niet slikt, hoeft u geen vervangende medicatie te slikken.
  4. Exenatide (Byetta®), een medicijn bij suikerziekte. Volg de richtlijnen zoals genoemd onder punt 2.

Informatie over hervatten medicatie ná het contrastonderzoek:

Ter controle van uw nierfunctie moet u binnen twee à drie werkdagen na het onderzoek opnieuw uw bloedwaarden laten bepalen. Bespreek dit met uw behandelend arts. Om de nierfunctie opnieuw te bepalen wordt in het ziekenhuis of op één van de prikposten bloed geprikt. Bespreek met uw behandelend arts op welke manier u op de hoogte wordt gebracht van de uitslag van de nierfunctiecontrole en wanneer u weer mag starten met de gestopte medicatie.

Allergie

Het komt weinig voor dat mensen een allergische reactie hebben op jodiumhoudende contrastmiddelen, ook als zij vaker allergische reacties of astma hebben. Voorbeelden van lichte allergische reacties zijn braken, galbulten en benauwdheid. Uw behandelend arts licht u voor over allergie, wanneer een onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddel voor u wordt aangevraagd.
Op de afdeling radiologie van Alrijne Ziekenhuis is elke ruimte waar contrastmiddelen worden toegediend voorzien van een noodset met medicatie en hulpmiddelen tegen allergie en acute benauwdheid.
Wij maken uitsluitend gebruik van moderne contrastmiddelen waarbij zelden een allergische reactie voorkomt. Indien u echter eerder een ernstige reactie op contrastmiddelen (mogelijk ook op moderne contrastmiddelen) heeft gehad, adviseren wij u om dit aan te geven aan uw behandelend arts. Eventueel krijgt u dan tabletten ter voorkoming van deze contrastreactie. U dient in dit geval de dag vóór het onderzoek te beginnen met het gebruik. Deze tabletten kunt u krijgen via uw behandelend arts.
Allergie voor jodium op de huid heeft geen verband met eventuele reacties op jodiumhoudend contrastmiddel.

Jodium en schildklieraandoeningen

Meld het aan uw behandelend arts en de afdeling radiologie, wanneer u op korte termijn (binnen een half jaar) een behandeling moet ondergaan voor een kwaadaardige aandoening in de schildklier, een struma of een diagnostisch onderzoek met radioactief jodium.

Radioactief jodium

In jodiumhoudende contrastmiddelen is het jodium gebonden aan een andere stof. Er komt ook een geringe hoeveelheid zogenaamd ‘vrij jodium’ voor in deze contrastmiddelen. Dit heeft een negatief effect op een behandeling met radioactief jodium, 131. Ook diagnostisch onderzoek met radioactief jodium is dan een half jaar niet mogelijk! Uw behandelend arts overlegt met u wat de andere mogelijkheden zijn.

Jodium en te snel werkende schildklier

Soms kan de geringe hoeveelheid ‘vrij jodium’ in de contrastvloeistof een versnelde werking van de schildklier uitlokken. Dit gebeurt meestal als u al last heeft van een snel werkende schildklier, maar hier niet of nog niet zo lang voor behandeld wordt. Meld tekenen van een versnelde schildklierwerking (zoals vermoeidheid, gewichtsverlies, transpireren, nerveusheid, hartkloppingen) bij uw behandelend arts en bij de afdeling radiologie vóór het onderzoek.
Dus: heeft u een te snel werkende schildklier die nog niet of nog niet goed behandeld wordt, dan mag u (voorlopig) geen onderzoek ondergaan met jodiumhoudende contrastmiddelen!

Jodium en milieu

U krijgt na een onderzoek met jodiumhoudend contrastmiddel van de MBB'er plaszakken mee om de urine in op te vangen. Dit is om te voorkomen dat de jodium uit de contrastvloeistof in het oppervlaktewater terecht komt. Informatie hierover krijgt u van de MBB'er.

Zwangerschap

De risico’s voor uw ongeboren kind zijn bij het toedienen van jodiumhoudend contrastmiddel zeer klein. Er kan een kleine hoeveelheid van de contrastvloeistof bij de ongeboren vrucht komen. Deze hoeveelheid is echter zo klein dat u zich geen zorgen hoeft te maken over nadelige gevolgen.
Bij de hielprik, ongeveer acht dagen na de geboorte, kan als gevolg van het toegediende contrast een te lage werking van de schildklier bij uw pasgeboren kind geconstateerd worden. Deze lage werking is kortdurend van aard en herstelt meestal spontaan.

Richtlijnen

De inhoud van deze folder is gebaseerd op de CBO richtlijnen ‘Voorzorgsmaatregelen jodiumhoudende contrastmiddelen’. U vindt deze richtlijnen op www.cbo.nl

Tot slot

Wat neemt u mee?
  • uw (geldige) identiteitsbewijs (paspoort, ID-kaart, rijbewijs);
  • uw medicatie-overzicht. Dat is een lijst met de medicijnen die u nu gebruikt. U haalt deze lijst bij uw apotheek.
Heeft u een andere zorgverzekering of een andere huisarts? Of bent u verhuisd? Geef dit dan door. Dat kan bij de registratiebalie in de hal van het ziekenhuis.
Zorgt u ervoor dat u op tijd bent voor uw afspraak? Kunt u onverwacht niet komen? Geeft u dit dan zo snel mogelijk aan ons door. Dan maken we een nieuwe afspraak met u. Als u zich niet op tijd afmeldt, kunnen wij u een rekening sturen.

Vragen

Heeft u nog vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van deze folder, stelt u deze dan aan de medewerker van de afdeling radiologie of aan de MBB’er.

Bereikbaarheid

Telefoonnummer afdeling Radiologie (alle locaties): 071 582 8071.
De afdeling Radiologie is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 16.30 uur.