Hoe is het om voor corona-patiënten te zorgen?
‘Het ziektebeeld van een corona-patiënt is heel ernstig. Het is echt wel meer dan een gewone longontsteking. De mensen die op de IC worden opgenomen, zijn erg ziek en worden in slaap gebracht en beademd. En het is best spannend; de toestand van zo’n patiënt kan van het ene op het andere moment veranderen.’
Hoe is het om met andere mensen te werken en op andere plekken dan normaal?
‘Ik vind het leuk dat ik andere mensen leer kennen. Ik ben ergens anders opgeleid en ken hier dus niet zoveel mensen. Veel collega’s zijn enthousiast om te komen helpen.
We werken heel anders dan normaal. De IC is nu verdeeld over drie locaties: onze gewone IC, de holding en de verkoever. Als de dienst begint, hoor je waar je bent ingedeeld. Een collega draagt de patiënten aan je over. We hebben nieuwe collega’s, onder wie verpleegkundigen en anesthesieassistenten. Dat is wel even wennen. We hebben hen eerst goed ingewerkt. Nu is het aantal patiënten verdubbeld. We verzorgen maximaal vier patiënten en doen dat in samenwerking met vier verpleegkundigen/anesthesieassistenten. De IC-verpleegkundige houdt het overzicht, begeleidt het team, doet de overdrachten, en loopt de visites met de artsen. En natuurlijk helpen we mee met de verzorging van de patiënten. We worden ondersteund door een omlopend verpleegkundige die de voorraden aanvult, en een apothekersassistente die de medicatie klaarlegt. Daarnaast hebben we speciale draaiteams. Dit zijn operatieassistenten en anesthesiologen. De patiënten worden regelmatig gedraaid zodat zij zo goed mogelijk zuurstof binnenkrijgen. En omdat ze aan de beademing liggen en met allerlei lijnen aan apparatuur zijn verbonden, moet dat heel precies gebeuren.
Wat natuurlijk ook anders is, is dat we in een pak werken. En er moet veel meer worden schoongemaakt. Alle niet disposable materialen die bij de patiënt zijn gebruikt, reinigen we met alcohol. En ook nadat een patiënt is overgedragen aan de afdeling, moeten we de apparatuur en dergelijke zelf reinigen.’
Hoe houd je contact met de familie van de patiënt?
‘De familie mag niet op bezoek komen, dus we bellen hen op vaste momenten, twee keer per dag. Bij zo’n gesprek moeten we er goed rekening mee houden wat we zeggen en hoe we iets zeggen, want alles wat we vertellen, moet men kunnen doorvertellen aan andere familieleden.
Zo nodig belt de geriater of een arts-assistent om dingen te verduidelijken. En als men meer informatie wil over de behandeling, belt de intensivist. Als een patiënt hee ziek is, proberen we hem of haar naar de verpleegafdeling over te plaatsen voor palliatieve verzorging. Dan kan de familie namelijk wel op bezoek komen.’
Jullie vragen de familie om informatie over de patiënt zodat jullie de patiënt persoonlijk kunnen benaderen. Hoe gebruiken jullie die informatie?
‘We doen dit normaal gesproken ook. Het is belangrijk voor ons, want het helpt ons te zien hoe de patiënt normaal gesproken is. Extra informatie helpt ons om de patiënt te benaderen. Als iemand bij ons binnenkomt, is hij of zij nog aanspreekbaar. Maar om te kunnen beademen, wordt de patiënt in slaap gebracht. Bij het wakker worden is het fijn om met iemand te kunnen praten over hobby’s, muziek of TV-programma’s.’
Hoe zorgen jullie (als team/zelf) voor ontlading? Hoe kom je los van een werkdag?
‘Er is een supportgroep vanuit de vakgroep Psychologie die bij het einde van de dienst en in de pauzes langskomt. Daar kun je je verhaal bij kwijt. En na de dienst praten we bij met de vaste collega’s.
In het begin was alles corona, ook thuis, met familie. En iedereen had belangstelling voor mijn werk. Dat wordt nu wel wat minder. Het is een soort gewenning. Thuis is thuis. Maar de protocollen en procedures veranderen met de dag, en van ons wordt verwacht dat we dat tussendoor bijhouden. Dat vind ik geen probleem. De zorgen over m’n patiënten neem ik niet mee naar huis.
Ik vind het mooi om te zien dat we dit met z’n allen kunnen doen. Er is een enorme veerkracht en flexibiliteit te zien bij collega’s. En een drive om het onmogelijke mogelijk te maken. Wie had ooit gedacht dat we de capaciteit van de IC konden verdubbelen?’