Bron: IAEA - RPOP (Radiadion Protection Of Patients)
Vertaling en bewerking: J. Zöllner - Coördinerend stralingsdeskundige
A.Rooza - Opleidingscoördinator Alrijne
Röntgenstraling is een bepaalde vorm van straling, net zoals licht een vorm van straling is. In tegenstelling tot licht heeft röntgenstraling de eigenschap door voorwerpen heen te kunnen gaan. In de radiologie wordt hiervan gebruik gemaakt om in het menselijk lichaam te kijken en dit vast te leggen op een scherm.
Röntgenstraling wordt vaak verward met radioactiviteit. Net als bij het licht uit een lamp is de röntgenstraling direct verdwenen, wanneer het apparaat uit staat (voor en na het onderzoek). Dit in tegenstelling tot radioactiviteit, waarbij sprake is van een stralingsbron die niet kan worden uitgezet. Na een röntgenonderzoek blijft er dus geen straling ‘hangen’.
Al snel na het ontdekken van de röntgenstralen voor medisch gebruik werd ook een effect bekend van ongewilde weefselbeschadigingen bij patiënten. Door verdere technische ontwikkelingen en scholing van personeel is de stralingsdosis bij de meeste medische röntgenonderzoeken zeer laag en is er geen of nauwelijks risico. Bij een aantal onderzoeken kan de stralingsdosis iets hoger zijn, bijvoorbeeld bij sommige CT-scans of onderzoek met doorlichting (zoals een angiografie of hartkatheterisatie). Ook bij deze onderzoeken is het risico op weefselschade echter laag. Bekijk de veelgestelde vraag 'Aan hoeveel straling word ik blootgesteld?' voor een overzicht van een aantal verschillende röntgenonderzoeken met bijbehorende (gemiddelde) stralingsdoses. Röntgenstraling heeft geen schadelijk effect op voorwerpen als sieraden, bankpassen, etenswaren e.d.
Het risico op kanker door ongewenste weefselbeschadiging na het gebruik van röntgenstraling is laag, maar ‘optelbaar’. Theoretisch gezien neemt bij elk röntgenonderzoek dat een patiënt ondergaat de kans op kanker zeer licht toe. Hierdoor wordt de gebruikte stralingsdosis per onderzoek ook zo laag mogelijk gehouden door de radiologen en MBB’ers. Het risico op kanker door het gebruik van straling wordt hedendaags geschat op 5-6% per 1000 mSv. De toename van het risico op kanker door medische diagnostiek is in vergelijking met het natuurlijk voorkomen van kanker bij mensen relatief laag. Het natuurlijk voorkomen van kanker bij mensen wordt namelijk tussen de 14% en 40% geschat.
Iedereen wordt blootgesteld aan straling uit de (natuurlijke) omgeving, zoals straling uit de ruimte, straling uit de aarde, voedsel en zelfs uit ons eigen lichaam. Deze straling is vergelijkbaar met de röntgenstraling.
Stralingsdosis wordt beschreven met de grootheid effectieve dosis, uitgedrukt in millisievert (mSv). De effectieve dosis beschrijft de stralingsdosis opgevangen door het hele lichaam en het hiermee samenhangend mogelijke risico op het verkrijgen van kanker. De effectieve dosis biedt een manier om het relatieve risico tussen de verschillende röntgenonderzoeken te vergelijken. Zo is een veel voorkomend röntgenonderzoek de foto van de longen (X-thorax). De stralingsdosis van dit onderzoek is circa 0,04 mSv. In Nederland is de stralingsdosis uit de natuurlijke omgeving circa 2 mSv per jaar. In vergelijking is de stralingsdosis van een X-thorax dus relatief zeer laag.
In onderstaande tabel staat een overzicht van verschillende röntgenonderzoeken met bijbehorende stralingsdosis. Daarbij wordt vermeld hoe deze stralingsdosis zich relateert tot het aantal longonderzoeken (X-thorax) om eenzelfde stralingsdosis te verkrijgen.
X-schedel | Gemiddelde effectieve dosis (mSv) | Equivalent X-thorax |
X-schedel | 0,1 | 2,5 |
X-wervels (boven/onder) | 1,0-1,5 | 25-38 |
X-mammografie | 0,4 | 10 |
X-bekken/-heup/-buik | 0,6-0,7 | 15-18 |
X-knie/-hand/-enkel | 0,001-0,005 | 0,03-0,13 |
CT-wervels (boven/onder) | 6 | 300 |
CT-longen | 1-16 | 50-800 |
CT-bekken/-buik | 6-8 | 300-400 |
CT-hoofd/-hals | 2-3 | 100-150 |
CT-hart | 6-8 | 800 |
CT-dikke darm | 10 | 500 |
Nee, er is geen limiet voor het gebruik van straling tijdens medisch onderzoek. Het mogelijke risico van de gebruikte straling tijdens medisch onderzoek wordt wereldwijd als acceptabel beschouwd. Uw verwijzend arts en de radioloog beoordelen altijd of het medisch voordeel opweegt tegen het mogelijke risico van de röntgenstraling.
Als u zwanger bent of vermoedt dat u dat bent, moet u dit altijd van te voren aan uw arts melden. Zo lang het medisch voordeel opweegt tegen het lage risico van de straling, is er geen reden om geen gebruik te maken van röntgenstraling. Met de huidige, moderne apparatuur en technieken is röntgenonderzoek over het algemeen veilig voor zwangeren. Voor slechts enkele onderzoeken met röntgenstraling zijn specifieke overwegingen wel noodzakelijk. Er wordt altijd door de verwijzend arts, radioloog en MBB'er overwogen of medisch onderzoek zonder gebruik van straling (zoals echografie of MRI) een mogelijk alternatief is.
Er is geen beperking voor het gebruik van röntgenstraling bij kinderen, zolang het medische voordeel opweegt tegen het lage risico van de straling. Dit wordt door de radioloog en behandelend arts zorgvuldig afgewogen, waarbij ook rekening wordt gehouden met eventuele alternatieve onderzoeken zonder straling (zoals echo en MRI).
Ja, deze zijn er. Zo bestaat echografie waarbij gebruik wordt gemaakt van geluidsgolven. Of MRI, waarbij gebruik wordt gemaakt van magneetvelden. Bij het gebruik van deze technieken is vooralsnog geen toenemend risico op kanker waargenomen. Helaas kunnen meerdere röntgenonderzoeken niet door deze technieken worden overgenomen. De arts en de radioloog nemen altijd alle alternatieven in overweging.
In 1895 hield Wilhelm Conrad Röntgen zich bezig met onderzoek van de straling. Hij had een gasontladingsbuis omgeven met lichtdicht karton en werkte in een donker gemaakt vertrek, omdat bij zijn onderzoek het door de buis uitgezonden licht storend was. Tot zijn verrassing merkte hij op 8 november 1895 op, dat sommige materialen (kristallen) die toevallig in de nabijheid van de gasontladingsbuis lagen, sterk gingen oplichten. In de daarop volgende dagen kwam hij tot de conclusie, dat een tot dan toe onbekende straling (die tevens onzichtbaar was) dit verschijnsel moest hebben veroorzaakt. De door hem ontdekte straling noemde hij X-stralen (X voor de "onbekende"). Later kreeg deze straling de naam röntgenstraling (in het Engels nog steeds ‘X-rays’). Zeer spoedig na zijn ontdekking stelde Röntgen vast, dat X-stralen ook fotografisch werkzaam zijn en door voorwerpen heen gaan. Hij merkte ook dat de ene stof de straling beter doorlaat dan de andere.
Wilhelm Conrad Röntgen kreeg in 1901 de eerste Nobelprijs in de Natuurkunde. Hij had de röntgenstralen ontdekt en onderzocht.
Al in 1895 maakte Röntgen gebruik van dit effect door op een ‘cassette’ een röntgenfoto van een hand te maken, waarop het skelet duidelijk zichtbaar was. Op 28 december 1895 hield hij zijn eerste voordracht over de ontdekking van de X-stralen. Deze ontdekking maakte grote indruk, ook op de medische wereld. Al in 1896 werden X-stralen voor medische doeleinden toegepast. In de eerste jaren na de ontdekking werden voor opwekking van röntgenstralen uitsluitend zogenaamde "ionenbuizen" gebruikt. Later werden deze met medewerking van andere wetenschappers doorontwikkeld, tot wat wij nu kennen als de Röntgenbuis. Tot op heden wordt deze gebruikt voor het opwekken van röntgenstraling, zo ook op de afdeling Radiologie.
De allereerste röntgenfoto