Afdelingen & Specialismen
Wanneer iemand onvoldoende kan ademhalen, is het mogelijk de ademhaling te ondersteunen of over te nemen met een beademingsmachine. Bijvoorbeeld bij ernstige aandoeningen van de longen, na een grote operatie of na een reanimatie. Beademing is een ingrijpende gebeurtenis voor zowel de patiënt als de naaste(n). De patiënt krijgt via de neus of mond een beademingsbuisje (een tube) in de luchtpijp. Het uiteinde wordt aangesloten op het slangensysteem van de beademingsmachine. Zo wordt lucht in de longen geblazen. Meestal krijgt de patiënt via een infuus slaapmedicatie en pijnstillende medicijnen en voeding door een slangetje dat via de neus naar de maag gaat. Als de toestand van de patiënt verbetert, verminderen we de beademing geleidelijk aan, totdat de persoon zelfstandig kan ademen.
Besluit tot beademen
Overgaan tot beademing van de patiënt met een beademingsmachine is een ingrijpende gebeurtenis. Niet alleen voor de patiënt, maar ook voor de partner, naaste of familieleden. Indien mogelijk zal de arts van de Intensive Care (intensivist) het besluit tot beademen zo mogelijk eerst bespreken met de patiënt en als dat niet kan met de naaste(n).
Aan de machine koppelen
Terwijl de persoon op de rug ligt, brengt de arts door de neus of mond van de patiënt een beademingsbuisje (tube) in de luchtpijp en schuift dit door tot voorbij de stembanden. De tube wordt bij de neus of mond met een speciale pleister of een bandje om het gezicht en het hoofd vastgezet. Daarna sluiten we het slangensysteem van de beademingsmachine aan op het beademingsbuisje van de patiënt.
De beademing
Als de patiënt verbonden is met de beademingsmachine regelt het apparaat de in- en uitademing van de patiënt. Afhankelijk van het medisch beleid van de intensivist zal de beademingsmachine de ademhaling van de patiënt ondersteunen of helemaal overnemen. De apparatuur bewaakt daarnaast een aantal ademhalingsfuncties.
Behandelingen vanwege de beademing
Slaapmedicijnen en bewaking
Zowel de ingebrachte tube als het beademen zelf is onprettig voor de patiënt. Daarom krijgt de patiënt tijdens de beademing meestal slaapmedicatie en pijnstillende medicijnen toegediend via een infuus.
Verzorging van de luchtwegen en longen
De patiënt kan door de beademingsbuis en de slaaptoestand niet zelfstandig het slijm uit de longen ophoesten. Daarom zal de verpleegkundige op indicatie het slijm dat in de longen van de patiënt achterblijft met een slangetje en apparatuur wegzuigen.
Voeding en verslikken voorkomen
Vanwege de beademingsbuis kan de patiënt niet goed slikken en hierdoor niet normaal eten en drinken. Bovendien kunnen slikbewegingen de stembanden beschadigen. Daarom krijgt de patiënt vloeibare voeding en vocht via een slangetje dat via de neus naar de maag gaat (sondevoeding).
Communicatie
Door de slaapmedicatie is persoonlijk contact met de patiënt moeilijk of niet mogelijk. Toch bestaat de kans dat de patiënt dingen hoort en/of voelt. U kunt altijd tegen uw naaste praten, hem of haar aanraken, een kus geven. Als de slaapmedicatie niet meer nodig is, wordt de patiënt geleidelijk wakker. De patiënt kan op de omgeving reageren, maar nog niet praten. U kunt dan bijvoorbeeld gerichte vragen stellen waarop de patiënt ‘ja’ en ‘nee’ kan knikken.
Ontwennen van de beademing
Wanneer de toestand van de patiënt verbetert verminderen we geleidelijk aan de ondersteuning van de beademingsmachine. Ook verminderen we stapsgewijs de slaapmedicatie. Dat proces noemen we ontwennen van de beademing. Zo leert de patiënt weer zelfstandig te ademen. Als uw naaste goed wakker is en zonder hulp van de beademingsmachine kan ademen, verwijdert de verpleegkundige of de intensivist de tube. Meestal krijgt de patiënt nog wel zuurstof toegediend. Eten of drinken mag pas als het gevoel in de keel terug is en het slikken goed gaat.
Afleiding
Als de patiënt wakker is, is afleiding bieden erg belangrijk. De patiënt kan vanuit bed tv kijken, naar muziek luisteren of naar uw verhalen, of naar het voorlezen van een boek. Ook persoonlijke spullen rond het bed bevorderen het herstel. U kunt foto’s ophangen van familieleden, geliefden of huisdieren van de patiënt.
Dagboekje
Behandeling met de beademingsmachine is voor de patiënt zwaar, maar ook voor de naaste(n). Het bijhouden van een dagboekje kan helpen bij het verwerken van deze periode. In overleg met de verpleegkundige kunt u op de IC ook foto’s maken.